zaterdag 26 augustus 2017

Over twee vissen die geen vissen zijn

Verwarrend hoor, die benaming van de walvissen. Een walvis is geen vis maar een zoogdier. In de film over onze reis naar Noorwegen, die ik vorige week geplaatst heb, kon je vanaf 16 minuut en 12 seconden een zwemmende potvis zien. (Gemist?, klik dan hier). Met een lengte van 11 (vrouwtjes) tot 18 meter (mannetjes) zijn dit de grootste tandwalvissen (waar de orka's die ik vorige week beschreef ook toe behoren) en tevens een van de grootste roofdieren op onze planeet. Die omvang is moeilijk voor te stellen, omdat je maar een deel van het dier kunt zien vanuit een boot; het grootste deel zit onder water. In feite moet je denken aan het formaat bus voor het vrouwtje, het mannetje is bijna anderhalve buslengte. Het plaatje van de Oregon Whale Watching Centre dat ik op internet vond, geeft de verhoudingen tussen de verschillende walvissen, een grote dino, olifant en mens weer. De potvis staat linksboven (sperm whale is de Engelse naam). Bij deze geweldige dieren gelden alleen maar superlatieven. Een gewicht van 50.000 kilo. De grootste hersenen van alle dieren: bijna 8 kilo. Drieduizend liter bloed waarin voldoende zuurstof kan worden opgeslagen om 2 uur (!) onder water te blijven. Dat is wel nodig ook, want de potvis vindt zijn eten op grote diepte: 2500 meter onder het zee-oppervlak zoekt de potvis reuzeninktvissen om zijn honger te stillen. En dat is die tweede vis uit de titel die geen vis is, want inktvissen zijn weekdieren. Vissen zijn gewervelde koudbloedige dieren. Afijn, terug naar die grote inktvissen. Die zijn bijna net zo lang als de potvissen (10-13 meter) en de (grotere) vrouwtjes wegen meer dan 250 kilo (en hun ogen van het formaat voetbal behoren tot de grootste in het dierenrijk). Aangezien een potvis elke dag 3% van zijn lichaamsgewicht moet eten (3% van 50.000 kilo is 1500 kilo), moet hij een stuk of zes van die kanjers van inktvissen zien te vinden. Zoals je op het plaatje kunt zien, is het hoofd van de potvis anders gevormd dan de andere walvissen. Het hoofd is veel vierkanter, terwijl dat bij de andere walvissen meer gestroomlijnd is. Het hoofd van de potvis is gevuld met 3000 liter van een wasachtige vloeistof, walschot genaamd. Aan het wateroppervlak is het walschot vloeibaar en zorgt het voor goed drijfvermogen. Wanneer de potvis afdaalt naar grote diepte, daalt de temperatuur. Het walschot gaat dan stollen en krimpt. Dat vergemakkelijkt het duiken. Wij hadden het geluk drie van deze kolossen te zien duiken. Wachten tot ze weer boven komen heeft daarna weinig zin, want je weet nu dat orka's elke twintig minuten boven komen om adem te halen (mijn blog van vorige week), maar dat dat bij de potvis makkelijk twee uur kan duren.







Damherten raken hun basthuid kwijt

In de Amsterdamse Waterleidingduinen zijn de geweien van de damherten volgroeid. De fluwelige basthuid raakt nu los. De herten krijgen jeuk en 'vegen' hun geweien om de basthuid te verwijderen, voor elk hoekje van het gewei is er een aparte stronk, tak of boom. Het bloed uit de open geschuurde huid trekt vliegen aan, waar de dieren veel last van hebben. Behalve damherten, waren er ook libellen, vlinders en paddenstoelen te zien. De grote parasolzwammen, met een hoed die wel 40 cm in doorsnede kan zijn, zie je niet snel over het hoofd. Een impressie zie je in het filmpje.



donderdag 17 augustus 2017

Derde en laatste vertoning film bij IVN Alphen aan den Rijn

Op 3 april ging mijn film Twaalf Maanden Natuur in het Groene Hart in première bij IVN Alphen aan den Rijn. Wegens grote belangstelling werd de film op 3 mei opnieuw vertoond. Ook toen moesten we een aantal geïnteresseerden teleurstellen omdat er geen plaatsen meer waren. Deze mensen zijn op de wachtlijst geplaatst. Voor deze en andere belangstellenden wordt de film voor de derde en laatste keer geprogrammeerd bij IVN Alphen aan den Rijn, in gebouw De Vlinder op zondagmiddag 19 november 2017, om 14.30 uur.
Reserveren via e-mail: aanmelden@ivn-alphenaandenrijn.nl. Wees er snel bij, want, net als de andere keren, is het aantal beschikbare plaatsen beperkt. Bekijk de trailer op de pagina 'film' via deze link.



Orka's in Noorwegen

Foto: Andy de Bruin
Onze vakantie hebben we dit jaar in Noors Lapland doorgebracht: op de eilandengroep Vesteralen die 300 km boven de poolcirkel ligt. Relatief dicht bij de kust, op zo'n 10 km afstand, is daar een gigantische diepwatercanyon te vinden, waar het voor walvissen goed toeven is. Dwergvinvissen, potvissen en ook orka's zijn hier prima waar te nemen. Op de kliffen en eilanden komen duizenden zeevogels broeden, zoals Jan van Genten en papegaaiduikers. Eind juli verdwijnt de zon 's nachts wel weer onder de horizon, maar het wegstervende licht van de zonsondergang gaat bijna naadloos over in de overweldigende zonsopkomst. Een ideale natuurreis dus. Deze keer geen kort filmpje, maar een tamelijk lange, in ruim 25 minuten neem ik je mee naar deze fantastische plek. De foto's bij dit blog zijn door mijn man gemaakt. De komende weken bespreek ik de dieren die je in deze film kunt zien. 


Vandaag besteed ik aandacht aan de orka's, die in de film een aantal minuten te zien zijn. We konden ze dan ook ruim vier uur observeren terwijl ze in een groep aan het jagen waren. De hoogste rugvin hoort aan het mannetje toe. Zo'n rugvin kan maximaal 2 meter hoog worden.
Foto: Andy de Bruin
Deze scherpe rugvin heeft de orka de alternatieve naam zwaardwalvis bezorgd. Ondanks deze imposante rugvinnen zijn de mannetjes niet dominant in de groep; het oudste vrouwtje heeft de leiding. Een familiegroepje zoals we hier zagen jagen bestaat meestal uit 2-3 vrouwtjes, één mannetje en een aantal jongen. Er zijn ook wel groepen van 90 dieren waargenomen en soms leeft een mannetje solitair. Elke 20 minuten moeten ze naar de oppervlakte komen om adem te halen, dat is gunstig voor ons, want je kunt ze regelmatig zien (in tegenstelling tot potvissen, waarover meer in een later blog). Binnen de orde van de walvissen behoren de orka's tot de tandwalvissen en daarbinnen weer tot de dolfijnen. Mannetjes kunnen 10 meter lang worden en 10.000 kilo wegen, vrouwtjes blijven wat kleiner, tot maximaal 8,5 meter en zijn op zijn zwaarst 7500 kg. Om op gewicht te blijven moet een volwassen orka dagelijks 400 kg eten verschalken. Dat kan vis zijn, maar ook zeehonden, zeeleeuwen, schildpadden, zeevogels en inktvissen. Ze werken daarbij samen als een team, net als een roedel wolven, en kunnen daardoor grote prooien aan. Enkele honderdduizenden jaren geleden zijn er verschillende groepen orka's ontstaan, die zich onder andere onderscheiden wat betreft het dieet.
Foto: Andy de Bruin

Zo eten de orka's die wij in de zomer gezien hebben vooral zoogdieren. In de winter voeden de orka's voor de Noorse kust zich voornamelijk met de enorme scholen haring die hier dan verblijven. Orka's kunnen over grote afstanden migreren, maar het is niet altijd duidelijk waar ze precies verblijven. Daarvoor is veel onderzoek nodig. In de film zie je onderzoekers van Norwegian Orca Survey aan het werk. Zij nemen stukjes huid van de orka's om dna-analyses te kunnen doen. De orka merkt daar weinig van, ongeveer het gevoel als bij een mens een injectienaald in de huid wordt gestoken. Ook worden de orka's gefotografeerd, want elke orka heeft zijn eigen, unieke tekening. Op die manier kan vastgesteld worden of bepaalde dieren telkens weer opduiken in dezelfde regio. In onze kustgebieden zijn orka's zeldzame dwaalgasten. In 1963 vonden er twee strandingen plaats; één in Noordwijk en één op Texel. In 2010 werd er een orka gespot in de Waddenzee, waarschijnlijk op zoek naar zeehonden. Makreelvissers op de Noordzee zien in oktober wel met enige regelmaat orka's. Deze visetende orka's volgen de migratie van de makrelen en hebben geleerd dat ze bij de vissersboten makkelijk aan een maaltje komen. Aan beide kanten van de boot kunnen er wel 60-70 orka's tegelijk opduiken.


Foto: Andy de Bruin

donderdag 10 augustus 2017

Karaktermoord

Foto: Cees v/d Niet
Regelmatig bekijk ik de foto's op de site kijkopnatuur van Cees v/d Niet, natuurliefhebber, fotograaf en, net als ik, regelmatige bezoeker van de Amsterdamse Waterleidingduinen. Op zijn site kwam ik bijgaande foto tegen. Dus deze keer, tegen mijn gewoonte in, geen eigen foto's maar van Cees. Het viel me op dat de sprinkhaan in een houding zat, die ik nooit eerder was tegengekomen. Een rare plaats voor zo'n beestje, dat toch een hapklare brok is voor menige vogel. Cees Determann, ook regelmatig te vinden in de Amsterdamse Waterleidingduinen, liet ons de oplossing van dit raadsel weten, waarover de AWD in 2013 al eens iets publiceerde. En de verklaring was nogal een verrassing. Deze sprinkhaan is namelijk geïnfecteerd door een parasitaire schimmel die het beestje als een robot bestuurt. Dit klinkt als science fiction, maar het werkt als volgt. De schimmelsporen ontwikkelen zich op het lichaam van het insect en breiden zich uit tot ze de hersens bereiken van de sprinkhaan.
Foto: Cees v/d Niet
De schimmel programmeert de hersens zodanig dat de sprinkhaan zich verplaatst naar een plek waar de schimmel zich makkelijk verder kan verspreiden. De sprinkhaan kruipt zo hoog mogelijk in een stengel, wat hij normaal nooit zou doen, en klemt zich daar op een karakteristieke manier vast. In deze houding kunnen de schimmelsporen zich makkelijk verspreiden; de sprinkhaan overlijdt. De schimmel heeft de toepasselijke naam sprinkhaandoder. De natuur en al haar verschijningsvormen blijven me verbazen....

Inspiratie voor kunstenaars

Eind 19e, begin 20ste eeuw vormde het landschap van de Nieuwkoopse Plassen een inspiratiebron voor schilders van de Haagse school. De onderwerpen die deze schilders kozen waren typisch "Hollands": polders, rivierlandschappen, koeien, schapen, molens, visserstaferelen en grote wolkenpartijen. De weergave van het licht en de atmosfeer stond centraal. Het moeilijk bereikbare gebied met open horizon en Hollandse luchten had een grote aantrekkingskracht op schilders als Roelofs en Weissenbruch. Het Haagse Gemeentemuseum wijdde er enkele jaren geleden een tentoonstelling aan.
Op een zonnige dag ben ik gaan filmen bij de plassen. Behalve het prachtige landschap, vond ik er iets dat een andere schilder mateloos inspireerde. Impressionist Claude Monet heeft maar liefst 250 schilderijen gemaakt met waterlelies als thema. Hij reisde er niet voor naar de Nieuwkoopse Plassen, maar schilderde die in zijn tuin in Giverny (Frankrijk). Hij werkte, net als Roelofs en Weissenbruch graag buiten, maar op latere leeftijd lukte het niet meer om er op uit te gaan. De tuin bood de mogelijkheid om op korte afstand van zijn huis toch de levende natuur te schilderen. Een van zijn waterleliewerken leverde bij verkoop drie jaar geleden maar liefst 40 miljoen euro op. Augustus is de maand dat de waterlelies optimaal in bloei zijn, dus trek er nu op uit als je deze schitterende bloemen zelf wilt zien. Daar hoef je geen kunstenaar of fotograaf voor te zijn.


donderdag 3 augustus 2017

Gasten van bijenhotels

Regelmatig lees ik de nieuwsbrieven van bijenlandschap.nl, in mijn blogs heb ik er vaker naar verwezen. In een recent bericht las ik over het boek 'Gasten van bijenhotels', door Pieter van Breugel. Het hele boek is gratis te downloaden in pdf via deze link. Toen ik online in het boek bladerde, werd ik er al gauw hebberig van. Met zijn vele foto's en 486 (!) pagina's op A4 formaat wilde ik het boek op mijn gemak gaan lezen. Ondanks mijn overvolle boekenkast ben ik gezwicht voor een papieren exemplaar (voor 27,50 Euro + 6,95 Euro verzendkosten). Ik had het de volgende dag al in huis. Mooi vakantieleesvoer voor  regenachtige dagen. Ik heb meerdere bijenhotels in mijn tuin, onder andere een schijf van hout die ik ooit kreeg van een IVN landschapsbeheerder en waar we zelf boorgaten variërend van 3-10 mm in hebben gemaakt. Ik heb ook een kastje dat je aan de zijkant open kunt maken zodat je de inhoud van de plastic buisjes kunt bekijken. Daarvan heb ik de foto's gemaakt die je ziet bij dit blog. In het kastje zitten voornamelijk rosse metselbijtjes. Dat zijn actieve gebruikers van nesthulpen en als je zo'n bijenhotel in je tuin hangt, zul je ze vrijwel zeker zien. Zoals de naam al doet vermoeden, 'metselen' deze bijtjes broedcellen van leem met speeksel voor hun nageslacht, meestal een stuk of 20, uitsluitend het werk van de vrouwtjes. Die zijn daar per cel een dag zoet mee. Op zonnige dagen kunnen dat er twee worden. Dit gebeurt in maart/april.
De broedcellen liggen achter elkaar in de gangen en achter de invliegopening, die met een extra dikke prop wordt afgesloten, laten de bijtjes een ruimte vrij. Dat is een slimme actie, want sluipwespen leggen graag hun eitjes in de larven van metselbijtjes. Door die open ruimte (ook wel 'vestibule' genoemd) reiken de legboren van die sluipwespen niet ver genoeg om de echte broedcellen te bereiken. In de achterste broedcellen worden bevruchte eitjes gelegd, dat worden later vrouwtjesbijen. Zij krijgen ook meer stuifmeel in hun broedcel dan de onbevruchte eitjes waaruit later de mannetjes komen. De man/vrouwverhouding bij dit soort solitaire (alleen levende) bijtjes is 50/50. Het stuifmeel wordt gemengd met nectar en om schimmelvorming tegen te gaan voegt de bij er ook antibiotica aan toe. De nectar komt uit de mond van de bij, het verzamelde stuifmeel zit onder haar buik geplakt. Zoals je op de foto ziet, ligt het stuifmeel in een bergje, waar de bijenmoeder achterwaarts tegenop loopt om vervolgens het stuifmeel los te kammen met stijve haren op haar achterpoten. Nadat het ei in deze stuifmeelvoorraad (het bijenbroodje) is geduwd, zit moeders taak erop en wordt het nageslacht aan zijn lot over gelaten.
De eitjes zijn zo gelegd dat de larve met zijn achterste in het eten zit. Hij kromt zich om van het bijenbroodje te eten en maakt zich na enige weken eruit los om verder te eten. Dan kan hij pas voor het eerst poepen zonder zijn eten te vervuilen! Na enkele vervellingen spint de larve zich in, en houdt de poepjes zorgvuldig buiten de (roze gekleurde) cocon. De verpopping gebeurt vrij snel en in augustus liggen de bijen kant en klaar in hun cocon. Ze hebben dan alleen nog een koude winter nodig om uit te komen in maart of april van het volgende jaar. Bekijk meer informatie en vooral veel foto's van het hele proces in hoofdstuk 14 van het eerder genoemde boek. Dat hoofdstuk kun je via deze link downloaden.