woensdag 26 juli 2017

Van alles wat in Voornes Duin

Lepelaarkolonie, Quackjeswater Voornes Duin
Eens in de zoveel tijd bezoeken we het prachtige duinreservaat van Voornes Duin op het gelijknamige Zuid-Hollandse eiland. Als je de industriegebieden van Pernis achter je hebt gelaten kom je in een oase van natuur terecht. We gingen er speciaal naar toe om libellen te zien. Maar dat liep anders. In het Waterbos, waar talloze kleine duinmeertjes zorgen voor een goede leefomgeving voor libellen en ander waterminnend spul, was geen water te bekennen. Door gebrek aan regen stonden alle meertjes droog. We telden in totaal nog geen tien libellen gedurende de hele dag. Ook in het Quackjeswater, waar een lepelaarkolonie te vinden is, stond het water wel een halve meter lager dan normaal. De lepelaars lieten zich echter goed zien in het blikkerende zonlicht. Bedelende jonge lepelaars, te herkennen aan de lichte snavel, probeerden nog wat voedsel bij de ouders weg te kapen, maar die moesten daar niks van weten. Met onhandige vleugelslagen deden ze hun eerste vliegpogingen. Die moeten ze nog even oefenen voor ze in de loop van september of oktober naar het zuiden vertrekken. In de nazomer zullen ze zich verzamelen in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen. Vervolgens vliegen ze van moeras naar moeras, telkens een paar honderd kilometer verder tot ze in hun overwinteringsgebied ten zuiden van de Sahara komen. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers.
Oranje zandoogje (m)
Op deze zonnige dag vlogen ook de vlinders volop. Het oranje zandoogje is voor ons bijzonder, want deze soort komt in het Groene Hart niet voor. Sterker nog, ze leven in twee gescheiden gebieden: één in het noordoosten van Nederland en één ten zuiden van de grote rivieren. Bekijk de precieze locaties op dit kaartje. Je ziet in het filmpje een mannetje en vrouwtjesexemplaar; het mannetje heeft een donkere geurstreep op de voorvleugel. Verder zagen we nogal wat kakelvers uitgevlogen citroenvlinders. Zij gaan, vergeleken met veel andere vlindersoorten, een lang leven tegemoet. De hele zomer drinken ze nectar en in het najaar zoeken ze een plekje in dicht gewas (bijv. klimop of een graspol). Daar blijven ze de hele winter zitten, en laten zich niet verslaan door vorst of sneeuw. In het voorjaar worden de mannetjes als eerste wakker uit hun winterslaap, ze speuren in een groot gebied naar vrouwtjes om te paren. Die leggen eitjes en dan gaat deze generatie dood. De nieuwe vlinders verpoppen in juli. Je ziet dus twee generaties per jaar: in het vroege voorjaar (vanaf maart) de stokoude vlinders die in winterrust zijn geweest en nieuw uitgekomen exemplaren vanaf juli.
Mosgal
Wat onzichtbaarder zijn de insecten die zich ophouden in gallen. Gallen zijn abnormale uitgroeiingen op planten die onder invloed van andere organismen ontstaan. Het is een coproductie van een parasitair dier en de waardplant. Het dier spuit een stofje in de plant, die een biochemische reactie veroorzaakt, waardoor er extra weefsel wordt geproduceerd. In de duinen zagen we op rozen de mosgal, veroorzaakt door een galwesp. Bij het leggen van de eitjes op de rozenblaadjes, scheidt het vrouwtje die speciale stof af en als de larve uitkomt, neemt die het uitscheiden van die galveroorzakende stof over. Zij manipuleren dus de plant zodat die een gal vormt. De weefsels met snel delende kernen bevatten heel veel voedzaam eiwit: het voedsel voor de larve. In het geval van de mosgal worden er lange, vertakte haarachtige aanhangels gemaakt die de indruk geven van een bal mos. In verse vorm zijn ze gelig groen (zoals in het filmpje), soms met rood (zoals op de foto bij dit blog). Later verharden ze en worden ze bruin en droog. De galwespjes zijn klein maar hebben stevige kaken om zich door de harde galwand een weg naar buiten te knagen. Deze mosgallen kun je op veel verschillende rozen tegenkomen, zoals de hondsroos, duinroos en de egelantier.





Avondrood

Zon zien we de laatste dagen op gestolen momentjes, regen en grijze wolken domineren met af en toe een zonnige dag. Aan het eind van zo'n regendag was er een mooie zonsondergang te zien; in het filmpje vastgelegd met allerlei kleuren rood. Dat zien we alleen bij zonsondergang en zonsopkomst, omdat het licht dan een langere weg door de atmosfeer moet afleggen dan overdag, wanneer de zon rechter boven ons staat. Bij zijn weg door de atmosfeer wordt het licht namelijk verstrooid door deeltjes in de atmosfeer. Hoeveel verstrooiing er optreedt hangt af van de golflengte van dat licht. Blauw licht heeft een korte golflengte (380 miljoenste millimeter) en wordt overdag al alle kanten opgestuurd. Daarom zien wij overdag de blauwe lucht en is de zon in onze ogen wat gelig omdat het blauw eruit gefilterd is. Naarmate de zon lager staat worden ook de andere kleuren van de regenboog meer verstrooid, behalve de roodachtige. Rood is de kleur met de langste golflengte (740 miljoenste millimeter) en die bereikt ons oog ook vlak voor de zon ondergaat redelijk direct. Dat effect is er ook bij zonsopgang, maar minder sterk omdat er dan minder stof in de lucht zit, waardoor er minder verstrooiing is. Voor de bèta's onder de lezers: via deze link vind je meer informatie over de zogenaamde Rayleighverstrooiing. Maar ook zonder deze kennis kun je natuurlijk heerlijk genieten van een mooie zonsondergang!

donderdag 20 juli 2017

Schoenlappers en andere bartypes

De kroeg is open! Vlinders, zweefvliegen, hommels en bijen krijgen er niet genoeg van: van de vroege ochtend tot de late avond drinken ze nectar uit de vlinderstruik in mijn tuin. 's Nachts ruik ik de zware, zoete geur; de plant maakt genoeg nieuwe nectar voor de dag van morgen.
Het was meer dan 10 jaar geleden dat ik de hoornaarzweefvlieg (ook wel stadsreus genoemd) in mijn buurt tegenkwam. Hij komt in Nederland niet heel algemeen voor. Veel zweefvliegen vermommen zich als gevaarlijker soortgenoten, zoals hommels, bijen en wespen. Zonder te hoeven investeren in angels en gif, zijn ze door deze zogenaamde mimicry toch beschermd tegen aanvallers. Deze nectareter lijkt (zoals de naam doet vermoeden) op de hoornaar, een pijnlijk stekende wespensoort. Zweefvliegen zijn te herkennen aan het feit dat ze maar twee vleugels hebben (zoals alle vliegen) in plaats van vier (zoals de wespen en bijen). Ook missen ze de 'wespentaille'. Specifiek voor zweefvliegen is dat ze kunnen 'stilhangen' in de lucht. De hoornaarzweefvlieg voedt zich met nectar en stuifmeel. Zoals je in het filmpje kunt zien, is zijn zuigorgaan daarop afgestemd. Vrij bijzonder is dat de larve leeft op de bodem van een wespennest en daar de taak van vuilnisman op zich neemt: hij eet afval zoals dode wespenlarven en stervende wespen. Hoe het beestje zonder afweermiddelen kan leven tussen de wespen zonder gedood te worden is iets dat de wetenschappers nog moeten uitzoeken.
Onder de andere bezoekers van de vlinderstruik zijn veel leden van de zogenaamde schoenlappersfamilie. Ik heb het dan over vlinders. Soorten zoals de atalanta, dagpauwoog, distelvlinder en de kleine vos die je in het filmpje ziet behoren tot deze familie. Hoe ze aan hun naam komen vind ik persoonlijk een beetje vergezocht, maar iemand zal er wel een associatie bij hebben gehad: vroeger werden schoenen met een 'gaatje' opgelapt door er een stukje op te zetten. Dat had vrijwel nooit de kleur van het oorspronkelijke leer waardoor de schoenen er 'opgelapt' uitzagen. Welnu de reden waarom die vlinders zo genoemd worden is de lappendeken van bruine vlekken aan de onderkant van hun vleugels. Kijk en oordeel zelf. 



Landkaartjes

Ook de landkaartjes behoren tot de familie van de schoenlappers. Omdat hun gevlekte onderkant door de witte aders op een landkaart lijkt, kregen ze deze specifieke naam. Je ziet ze niet zo veel in tuinen, maar momenteel is er een groter aantal landkaartjes dan andere jaren, waardoor ze wellicht wel in tuinen terecht komen om zich te voeden. Vlinders vliegen vaak in één of twee (soms drie) generaties per zomer. Wij kunnen aan de vliegtijd aflezen om welke generatie het gaat, want verder verschillende deze generaties uiterlijk niet van elkaar. Met landkaartjes is er echter iets bijzonders aan de hand. De eerste generatie is overwegend oranje, de tweede generatie (en een eventuele derde) zijn overwegend zwart van kleur. Dit noemen we seizoensdimorfie: di betekent twee en morf betekent vorm, dus twee vormen. De lentegeneratie is ook wat kleiner dan de zomergeneratie. Dat kleurverschil ontstaat door de daglengte waaraan de rupsen worden blootgesteld: wanneer de rups op korte dagen verpopt, leidt dit tot het oranje vlindertje en wanneer de rupsen tijdens lange dagen verpoppen, komt er een zwart vlindertje uit. Net als alle schoenlappers zijn de rupsen afhankelijk van brandnetels voor hun voedsel, daar worden de eitjes in staafjes van 10-20 stuks afgezet. Bekijk de twee vormen in onderstaand filmpje en lees meer over het landkaartje op de site van de Vlinderstichting.





zaterdag 15 juli 2017

Kwak

Al weer vijf jaar geleden maakten we een reis naar de Oekraïne, er was nog geen oorlog en per schip reisden we over de Dnjepr en de Zwarte zee van Kiev naar Odessa. Onze reis eindigde in Roemenië, waar we een middag de tijd hadden om door de Donaudelta te varen. Met een gids voeren we in een klein bootje door de kreken. We hoopten op pelikanen, hoewel we wisten dat die kans in de middaguren niet groot was. We kregen ze niet te zien. De gids troostte ons, we hadden iets heel bijzonders gezien, namelijk: een blauwe reiger. Vergeefs probeerden we hem duidelijk te maken dat blauwe reigers in Nederland heel algemeen zijn, dat ze frietjes snaaien bij de FEBO in Amsterdam, dat ze voor onze deur bij de sloot staan en 's winters kikkers uit ons vijvertje halen. Hij bleef maar uitgelaten roepen: zeer zeldzaam, zeer zeldzaam. Waar hij dan weer niks over zei, en wat wij heel bijzonder vonden, waren de 30 juveniele en volwassen kwakken die rondom ons op de waterplanten en in de wilgen zaten. Wat zeldzaam en bijzonder is, is duidelijk een kwestie van perspectief. Een jaar later waren we in de Spaanse Ebrodelta en daar hoorden we hoe die vogel aan zijn weinig charmante naam komt: een snel kowak-kowak, kowak-kowak klonk op uit de rietbedden. Het verband was gauw gelegd. Nederland vormt de noordgrens van het leefgebied van de kwak, en deze koloniebroeder is hier dan ook schaars. 
Jonge kwak in de Donaudelta
Onlangs werden er twee (soms drie) gespot in Alphen aan den Rijn en ze trokken veel bekijks. Het is de derde generatie van een vogel die verwilderd is uit ons lokale vogelpark Avifauna. In ieder geval was het mooi om de kwak eens goed te kunnen bekijken. Zoals je in het filmpje ziet, zat hij zijn veren te poetsen en probeerde zijn 'steiger' van riet te vergroten om een goede basis te hebben voor het vissen. Ik vroeg me al af waarom hij nou net in die sloot zat met veel kroos, maar toen ik de Roemeense foto's er nog eens bij pakte zag ik waarom: de kwakken leven daar op bedden van waterplanten. Ze eten vis, maar ook kikkers, salamanders en andere 'behapbare' dieren in en om het water. Vanaf augustus trekken ze naar Afrika, ten zuiden van de Sahara.
Voor e-mailabonnees: zie je het filmpje niet in het bericht, klik dan op de link 'filmpje' in de tekst of op de titel van dit blog of 'natuurnotities' om naar mijn website te gaan.

vrijdag 7 juli 2017

Zandoogjes en Sint Jansvlinders

Vlinders vliegen pas als hun lichaamstemperatuur 20 graden is. Liever hebben ze het nog een paar graden warmer: 30-35 graden vinden ze ideaal. Als de omgevingstemperatuur minimaal 17 graden is, zoeken ze luwe en beschutte plekjes waar ze kunnen opwarmen. De afgelopen weken was het warm genoeg en eind juni zijn de bruine zandoogjes en Sint Jansvlinders dan ook massaal uitgevlogen. Tijdens een middagje filmen in de heemtuin van Leiderdorp dwarrelden ze bij tientallen om de nectarrijke bloemen heen. Bij vlinders wordt over het algemeen een verschil gemaakt tussen dagvlinders en nachtvlinders, waarbij je zou aannemen dat dagvlinders overdag vliegen en nachtvlinders 's nachts. In veel gevallen gaat dat op maar niet altijd. Er zijn ook dagactieve nachtvlinders. Zij hebben de kenmerken van een nachtvlinder, maar vliegen overdag of in de schemering. Dagvlinders zijn te herkennen aan een knopje aan het eind van de sprieten (zie de bruine zandoogjes). Bij nachtvlinders ontbreken die, ze hebben kam- of veervormige sprieten of, zoals de Sint Jansvlinders in het filmpje en de foto bij dit blog, een verdikking aan het einde. In rust plaatsen de meeste dagvlinders de vleugel recht boven het lijf omhoog. Nachtvlinders vouwen ze langs het lichaam. Milieucentrum Utrecht heeft (gratis) een mooie vlindergids online geplaatst, van maar liefst 66 pagina's. Je vindt er de rupsen en vlinders van veel voorkomende soorten, leuke weetjes over de vlinders en vlindergebieden (parken en tuinen) in de stad Utrecht waar je vlinders kunt zien. Interesse? Klik dan hier. Voor de beginnende vlinderaar zijn de zandoogjes een moeilijke categorie. Nature Today heeft de verschillende soorten voor je op een rij gezet op hun site.



zondag 2 juli 2017

In het hol van de mierenleeuw

Mierenleeuwlarve, Roesel von Rosenhof ("Formicaleo")
Regelmatig blader ik in natuurboeken en zo lees ik over intrigerende dieren die ik wel eens 'live' aan het werk zou willen zien. De mierenleeuw, een piepklein insect is er zo een. Via een tip kon ik 'm opsporen in de Amsterdamse Waterleidingduinen. De manier waarop de larve van de mierenleeuw prooien vangt is heel bijzonder. Maar eerst iets over het beestje zelf. Twee van de tweeduizend soorten mierenleeuwen komen voor in Nederland. Uit eitjes worden de larven geboren, je ziet er zo eentje op de tekening hiernaast. In dit larvale stadium leven ze tussen de 1 en 3 jaar in het zand, mede afhankelijk van de voedselsituatie. Na drie vervellingen en even zoveel groeispurts vindt een verpopping plaats, waarbij - net als bij vlinders - het beestje totaal van gedaante verandert. Het popstadium speelt zich af in een mooi rond zandballetje. Nadat de larve zich heeft ingesponnen in de cocon is het spinsel nog even kleverig waardoor de zandkorrels er makkelijk aan vast plakken. Een mooie camouflage.

Roesel von Rosenhof
Het vliegende insect dat uit de pop komt lijkt een beetje op een juffer, het hoort echter niet bij de libellen maar bij de netvleugeligen. In zijn uiteindelijke gedaante leeft het insect maar kort en is voortplanting het voornaamste doel. Terug naar het larvenstadium, waarin de mierenleeuw leeft van dierlijk voedsel. Mieren, de naam doet het al vermoeden, spelen daarin een belangrijke rol. Die maken ze buit in een zelf gegraven vangtrechtertje in mul zand. Dat maken ze met hun achterlijf. Het kuiltje is een paar centimeter groot. Van het diertje zelf is niks te zien, dat zit verborgen onder het zand. Alleen de relatief grote kaken steken er soms uit. Dan is het wachten geblazen tot zich een nietsvermoedende prooi aandient. Dat hoeft niet per sé een mier te zijn trouwens, andere kleine diertjes worden ook gegeten. Als zo'n prooi langs het trechtertje loopt rollen er wat zandkorrels naar beneden. Dat is het signaal voor de mierenleeuw om in actie te komen! Hij gooit een regen van zandkorreltjes naar de prooi waardoor deze zijn grip verliest en in het kuiltje terecht komt. Grijpklaar voor de sterke kaken van de mierenleeuw. Onmiddellijk wordt er een verlammend gif ingespoten en vervolgens wordt de prooi leeggezogen. Om het hol niet te bevuilen wordt de lege prooi weggeslingerd uit het kuiltje. Klaar voor de volgende aanval. En als die een tijdje op zich laat wachten is dat ook geen punt, want de mierenleeuw kan wel 8 maanden overleven zonder te eten. Je begrijpt inmiddels dat ik dit graag eens zelf wilde zien. Op de aangegeven plek gingen we op zoek. In mul zand zitten veel kuiltjes dus het was nog even goed opletten. Omdat de truc van de 'zandregen' niet werkt met nat zand, vind je de holletjes een beetje beschut, zodat de grond droog blijft. Uiteindelijk zagen we ze vlak naast het wandelpad onder wat stammetjes, meerdere kuiltjes in elkaars nabijheid. Er gebeurde niet veel en we vroeger ons af of we wel naar de juiste kuiltjes stonden te staren. Tot er een rups passeerde... Wat zich daarna afspeelde kun je in het filmpje zien. Wil je meer weten over de mierenleeuw, kijk dan op Wikipedia.


Ook de rest van de middag hebben we ons prima vermaakt, want we zagen een eikenpage (in de film net na de mierenleeuw), een vlinder die hoog in de toppen van eiken leeft en daardoor moeilijk waar te nemen is. Je ziet heel even het prachtige blauw oplichten als de eikenpage haar vleugels spreidt. De vlinder leek een vleugel te missen waardoor ze niet meer kon vliegen. Op verschillende plaatsen kwamen we jonge damhertjes tegen. Eéntje was heel kort ervoor geboren; de moeder at net de placenta op (je ziet dat tussen de takken door) en het hertje stond voor het eerst wankel op zijn of haar pootjes. Prachtig om te zien. Ik heb maar even uitgezoomd om aan te geven dat we op behoorlijke afstand stonden, want op zo'n moment verdienen moeder en kind alle rust.