maandag 30 januari 2017

Kleine zwanen op de Wijde Aa

Zoals in een eerdere blog beloofd, vandaag nog een stukje over mijn waarnemingen van vorige week maandag. Toen ik op 20 januari de Wijde Aa filmde in het vroege ochtendlicht had ik het wak opgemerkt met honderden vogels en zwanen erin. Toen dacht ik dat het om wilde zwanen ging. Het was ver weg en ik had geen verrekijker bij me. Op maandag 23 januari was ik er opnieuw, nu bepakt en bezakt met camera, statief èn verrekijker en zo ontdekte ik dat het om kleine zwanen ging, die zich massaal ophouden in het wak. De knobbelzwaan met een oranje snavel, die iedereen vast wel eens heeft gezien als was het maar in een parkvijver, komt in Nederland jaar rond voor. Kleine en wilde zwanen zien we alleen in de winter. Zij broeden in het arctisch gebied, in het noorden van Scandinavië en Rusland. Van de wilde zwaan zijn overigens enkele Nederlandse broedgevallen bekend, maar van de kleine zwaan niet. In de winter zijn er in ons land zo'n 2500 wilde zwanen (met uitschieters tot 7000) en wel 10.000 kleine zwanen. In totaal wordt de wereldpopulatie op 15.000 kleine zwanen geschat, dus 2/3 daarvan overwintert in ons kikkerlandje. Behalve het formaat (de wilde zwaan is groter) kun je twee zwanensoorten uit elkaar houden door goed naar de snavel te kijken. Die zijn bij beide soorten weliswaar geel met zwart, maar er zijn toch kleine verschillen. De wilde zwaan heeft meer geel op de snavel en dit gele stuk loopt in een punt. Bij kleine zwanen is het geel veel minder aanwezig en het loopt niet in een punt. In onderstaand filmpje zie je een wilde zwaan. Het geluid hoort trouwens bij een troepje ganzen dat in de buurt was.



Afijn, de groep op de Wijde Aa (Woubrugge, Zuid-Holland), bestond dus uit kleine zwanen. Volgens een vogelteller brachten afgelopen week zo'n 280 kleine zwanen de nacht door op dit water, samen met een stuk of 1000 eenden. De kleine zwanen komen rond oktober naar ons land en zoeken eerst de grotere open wateren op, zoals het Veluwemeer waar ik enige tijd geleden al eens een blog aan wijdde. Later zoeken ze de weilanden op om het eiwitrijke gras te eten. In februari of maart vliegen ze terug naar hun broedgebieden. De ochtend dat ik de kleine zwanen op de Wijde Aa filmde was mistig, maar het licht was bijzonder sfeervol. En de eerste schaatsers waagden zich toen al op het ijs.... Inmiddels is er van al dan moois weinig over, want vorst heeft plaats gemaakt voor dooi, regen en grijze lucht.



dinsdag 24 januari 2017

Wintertalingen in het Geleenbeekdal

Afgelopen weekend was ik nog eens op mijn geboortegrond. Zondagochtend was het -5 graden en de lucht helder. Net voor zonsopgang stond ik in het dal van de Geleenbeek. Al snel zag ik wintertalingen die zich driftig zaten te poetsen. Wintertalingen zijn kleine eendjes en zo prachtig van kleur dat ze tot mijn favorieten horen. Omdat veel ander water bevroren was, kon ik ze in de snel stromende beek van redelijk dichtbij filmen.
Het mannetje herken je aan de kastanjebruine kop met een groene band erdoor. Op het achterlijf zie je zachtgeel en helder groen. Het vrouwtje is bruin, een camouflagekleed omdat ze een grondnest maakt. Maar ook haar herken je aan een heldergroene vlek op het achterlijf.  In Nederland broeden er zo'n 2000 paar, in de winter kunnen er wel 100.000 wintertalingen worden gezien als wintergasten of doortrekkers. Het is zeker de moeite waard om eens de waterkanten af te speuren als je een wandeling maakt. Daar houden de wintertalingen zich vaak op, om te grondelen of het wateroppervlak te filteren naar voedsel. In de broedtijd eten ze vooral dierlijk materiaal, in de winter zijn ze vegetariër.
De bomen langs de Geleenbeek hangen vol met maretak (foto boven), soms beter bekend onder de Engelse naam mistletoe. De witte besjes worden door vogels gegeten. De zaden zijn een beetje kleverig en om hun snavels schoon te maken wrijven de vogels langs de takken. Zo blijft het zaad van deze halfparasiet op een plekje achter waar dit makkelijk weer kan ontkiemen. In Zuid-Limburg is deze beschermde plant vrij algemeen, maar in de rest van Nederland niet.



Molens, zon en rijp

De laatste week blijven zich steeds mooie foto en filmmomenten voordoen. Op weg naar mijn werk passeer ik Hoogmade en daar kun je typisch polderlandschap zien: uitgestrekte weilanden, molens en water. Afgelopen vrijdag had ik mijn camera in mijn tas gestopt toen ik tegen zonsopgang in de auto stapte. Ter hoogte van Hoogmade was de lucht zo prachtig van kleur dat ik het niet kon nalaten om even te gaan filmen. Toen viel me op dat aan de ene kant van de weg moderne windmolens te zien zijn die windenergie opwekken en aan de andere kant de traditionele molens, die zorgen dat de polder bemalen wordt. Ze houden het waterpeil zo laag dat we droge voeten houden. Het blijft natuurlijk een raar fenomeen dat we op sommige plekken omhoog moeten lopen naar het water, terwijl iedereen weet dat water altijd het laagste punt opzoekt. Bovenop de dijk kon ik een blik werpen op de Wijde Aa, die bijna helemaal bevroren was. Kleine zwanen en honderden eenden zaten samengepakt in het wak dat er nog was. Veel tijd kon ik er echter niet aan besteden, dus afgelopen maandag ben ik nog eens terug gegaan. Daarover schrijf ik volgende week nog een blog.
De rode molen in het filmpje is een zogenaamde wipmolen, het oudste type poldermolen in Nederland. Meer over dit type molen lees je op Wikipedia.



woensdag 18 januari 2017

WinterWonderLand



Soms gaat het niet om woorden maar om beelden. Zoals vanmorgen toen de combinatie van mist en rijp bomen en planten had omgetoverd in een mooi winters landschap. In een gestolen kwartiertje, voor ik naar mijn werk moest, filmde ik dit winterwonderland. 'Poetry in pictures', zoals een van mijn volgers op Youtube het uitdrukt.



Blue Monday

Afgelopen maandag was het de zogenaamde Blue Monday. Dat is in 2005 bedacht door de Britse psycholoog Cliff Arnall. De donkere dagen van januari, de eerste goede voornemens alweer mislukt en de vakanties nog ver weg. Volgens de psycholoog is dat voldoende aanleiding voor een winterdip maar daarvan is niks wetenschappelijk bewezen. De Blue Monday was ook niet zo donker want de zon scheen. Niet overal, af en toe dreef er een flinke mistbank langs. Bij ons huis was de lucht strak blauw maar toen we de straat uit reden bleek dat we het eerstvolgende dorp in de polder niet konden zien wegens de mist. We wilden eigenlijk naar de Nieuwkoopse Plassen, maar besloten het dichter bij huis te zoeken. Bij de Zegerplas wisselden zon en mist elkaar af, hetgeen leidde tot feeërieke beelden. Ik zag er een overwinterende ooievaar en vroeg mij af hoeveel er daarvan nog zijn in Nederland. Ooievaars brengen normaal de winter door in Afrika. Maar sinds een herintroductieproject eind vorige eeuw (het ging al jaren slecht met de broedpopulatie) blijft een aantal ooievaars 's winters in Nederland. Ik zie ze vaak op lantaarnpalen langs de A4 zitten, en vraag me af waarom ze daar precies zitten; vanwege de warmte van de lampen misschien? Soms zitten er wel 10-12 ooievaars op die palen. Vanuit de 0-stand waren er in 1995 weer zo'n 275 broedparen en dat aantal is langzamerhand toegenomen naar zo'n 900 nesten in 2014. De jong geboren ooievaars vertrekken naar Afrika, maar de ooievaars die gefokt zijn bij de ooievaarstations blijven voor de winter in Nederland, aanvankelijk ook omdat ze vanuit de stations nog werden bijgevoerd. Dat bijvoeren is overigens al jaren geleden gestopt. Elk jaar worden in januari de overwinterende ooievaars geteld. Vorig jaar waren dat er rond de 750. Dit jaar lijkt de telling te stokken op 500 exemplaren. Er is dus sprake van een daling. De cijfers zijn echter nog niet definitief omdat niet alle tellingen binnen zijn. Het zou mooi zijn als de ooievaars hun natuurlijke trekgedrag weer gaan vertonen. Maar dat betekent dan geen ooievaars meer op een mistige winterdag.... De Stichting Ooievaars Research & Knowhow (STORK) houdt het wel en wee van de ooievaars in de gaten. Op hun site lees je meer over de geschiedenis van het herintroductieproject. Tegen verzendkosten (4 postzegels) kun je een brochure van 20 pagina's over de ooievaar bestellen.
Bekijk onze Blue Monday, de ooievaar en andere vogels in het filmpje.



dinsdag 10 januari 2017

Unieke wondertjes der natuur

De eerste sneeuwvlokken zijn gevallen dit jaar. Weliswaar lag er geen dik pak sneeuw, maar voor even zag de wereld er wit uit. Sneeuwvlokken zijn opgebouwd uit sneeuwkristallen die allemaal uniek zijn. Dat ontdekte Wilson Bentley in 1880. Hij kreeg dat jaar een tweedehands microscoop voor zijn 15e verjaardag. Hij bekeek sneeuwvlokken door zijn nieuwe aanwinst en was verkocht: hij vond de vlokken 'sprookjesachtig mooi'. Twee jaar later kreeg hij zijn vader zo gek om honderd dollar (destijds een enorm bedrag) te spenderen aan de benodigdheden om een eenvoudige fotocamera te bouwen. Drie jaar experimenteerde hij met camera en microscoop tot hij 's werelds eerste microfoto had van een sneeuwkristal. Wilson ving de sneeuwvlokken op met zwart karton, verplaatste ze met een borsteltje en drukte ze plat met een veer. In een koude kamer fotografeerde hij ze met een belichtingstijd van 40 seconden of langer. In vijftien jaar tijd fotografeerde hij meer dan 500 verschillende vormen. Het enige dat ze gemeenschappelijk hebben is het zeshoekige sterpatroon. Uiteindelijk ging hij zijn bevindingen publiceren in wetenschappelijke artikelen en in 1931 verscheen een boek met meer dan 2500 foto's. Zijn archief bevatte overigens het dubbele aantal opnamen. Zijn eerste publicatie is te vinden op Wikisource en daar is bovenstaande afbeelding uit overgenomen.
Zelf heb ik ook wel eens sneeuwkristallen gefotografeerd met de macrolens, zoals de foto rechts, maar ze zagen er niet zo gaaf zeskantig uit als op Wilsons afbeeldingen. Dat heeft te maken met de reis die zo'n sneeuwkristal aflegt. Om te beginnen bestaat een sneeuwvlok uit honderden ijskristallen die tegen elkaar zijn gebotst en gekleefd op hun weg naar de grond. Hoe groot zo'n sneeuwvlok wordt hangt af van het aantal kristallen per wolk, hoe lang ze naar beneden 'vallen' en de temperatuur op dat moment. In het begin van de winter, als het nog niet zo koud is, zijn de vlokken groter omdat ze bij wat hogere temperaturen makkelijker aan elkaar kleven. Bij grote kou zijn de kristallen zo hard dat ze bros worden en bij het 'botsen' verliezen ze een of meerdere 'pootjes' van de stervorm. Op de grond jaagt de wind er over heen en breken nog meer delen af. Zo ontstaat een steeds compactere massa. Bij -30C schijnt de sneeuw de textuur van piepschuim te krijgen. Dat is het soort sneeuw waarvan iglo's worden gebouwd. Die isoleren goed en zijn winddicht, maar zuurstof en de uitgeademde kooldioxide kunnen wel vrijelijk door de sneeuw in en uit gaan.

Wie is het haasje?


In een witte wereld worden dieren makkelijk gezien, tenzij ze gecamoufleerd zijn met een witte vacht. 'Onze' (Europese) haas blijft in de winter bruin, hoewel de wintervacht wat rossiger is dan de lichte zomervacht. De Amerikaanse haas verandert in de winter wel van kleur. Van bruin wordt hij door verharing helemaal wit, op  zwarte oorpuntjes na. Deze haas wordt ook wel de snowshoe hare (sneeuwschoenhaas) genoemd vanwege een andere aanpassing aan het leven in de witte wereld. Zijn achterpoten zijn zeer breed waardoor hij zelfs op de meest losse sneeuw kan lopen en rennen. Bij het veranderen van kleur is er een wezenlijk puntje: de timing. Wanneer is het juiste moment om een wit vachtje te krijgen? Een complete verharing kost een maand, terwijl er in één nacht een flinke vracht sneeuw kan vallen. Daglengte zal hierbij een rol spelen, maar waarschijnlijk wordt het tijdstip van de verharing bepaald door de periode dat er in een gebied meestal sneeuw ligt. Het blijkt namelijk dat dit per regio kan verschillen. Natuurlijk kan de haas dat niet weten. Maar zijn voorouders hadden blijkbaar op de juiste tijd een witte vacht. De hazen die dat niet hadden 'waren het haasje' en zijn opgegeten door roofdieren of te grazen genomen door een roofvogel. Een staaltje 'survival of the fittest'.
Op de foto rechts (gemaakt door Susan Teel, Illinois State Museum) een Amerikaanse haas. De brede achterpoten zijn hierop goed te zien.

zondag 8 januari 2017

Winterdagen in Salland



De eerste dagen van het nieuwe jaar hebben we doorgebracht in Salland, Overijssel. Vanuit Deventer struinden we langs de IJssel en maakten wandelingen door het kleinschalige cultuurlandschap met boerderijen, houtwallen en landgoederen. Natuurlijk stond ook een tocht over de Sallandse heuvelrug op de agenda. In de namiddag en avond bekeken we Hanzestad Deventer, waar we vanuit ons hotel met het pontje naar toe konden. In de middeleeuwen gingen steden een zogenaamd Hanzeverbond aan om hun handel te beschermen en uit te breiden. We vinden Hanzesteden langs de kust van Duitsland, Scandinavië, Nederland en België, maar ook langs de grote rivieren zoals de IJssel en de Rijn.
In vijf dagen tijd hebben we elk weertype meegemaakt dat maar mogelijk is: regen, wind, zon, vorst, sneeuw en ijzel. De zon domineerde en zo kon ik prachtige winterbeelden maken van dit mooie stukje Nederland. Geniet mee in ruim 12 minuten film.













maandag 2 januari 2017

Op-rui-ming

Een nieuwe veer zit klaar in de veerzak om de oude te vervangen. Deze veren
zijn van een wilde eend die het slachtoffer werd van een roofvogel
Vogelveren slijten door vliegen, Uv-licht en het schuren langs takken en bladeren. Daarom moeten ze regelmatig vervangen worden. Dat noemen we ruien. Onder invloed van o.a. temperatuur en lengte van de dag gaan de hormonen in het vogellijf werken. De schildklierhormonen zorgen voor het uitvallen van de veren. De hypofyse stimuleert de geslachtsorganen om hormonen te produceren die nieuwe veren maken in de juiste kleur en vorm. Hiervoor wordt kalk gebruikt uit het skelet, dus vogels zijn in deze periode erg kwetsbaar. Alle veren worden vervangen, maar meestal niet tegelijk zodat de vogels nog kunnen vliegen. Om te zorgen dat de vogel bij het vliegen in balans blijft worden de veren paarsgewijs geruid aan elke vleugel. In de veerzak zit al een nieuwe veer die de oude gaat vervangen. Dat zie je op de foto. Na het grootbrengen van de jongen vindt de eerste rui plaats. In de winter is er nog een rui. Die vindt de komende maand plaats. Dan kun je grote hoeveelheden veertjes zien drijven op het water. Zangvogels hebben tussen de 1100 en 4600 veren. Wilde eenden hebben 12.000 veren en zwanen moeten maar liefst 25.000 veren vervangen.....
In de zomer hebben vogels in het algemeen minder veren dan in de winter. Bij mussen werden in de winter 2600 veren geteld en 's zomers maar 1500. Er wordt wel eens gezegd 'zo licht als een veertje', en per veer klopt dat ook wel. Maar bij een zeearend maken de veren een kwart uit van het totale lichaamsgewicht van 4 kg.

Poederdons

Mijn oma had een poederdoos met een prachtig donsje erin om de poeder op te brengen. Als kind speelde ik er mee en nadat mijn oma overleed kwam het in mijn bezit. Daar moest ik aan denken toen ik las dat reigers geen olieklier hebben om hun veren te verzorgen maar poederdons. De reigers hebben speciale veren die poederdonsveren worden genoemd. Ze zijn heel broos en de toppen verpulveren om het poeder te vormen. De vogel wrijft met zijn kop over zijn borst waar het poederdons wordt verzameld om vervolgens de veren te verzorgen met de tenen. Aan de binnenkant van de middelste teen hebben reigers een kleine vertanding die dienst doet als kam. Kammen en poederdons houden de vogel schoon en droog. In vroeger tijden dacht men overigens dat het poederdons een lichtgevende substantie was die als doel had vissen aan te trekken, maar die theorie is al lang achterhaald.
Ook duiven hebben poederdons. Bij hen wordt het gevormd door cellen op de groeiende veren. Wanneer een duif tegen je raam vliegt zie je vaak een afdruk van dat poederdons, zoals op de foto die je kunt bekijken via deze link (kijk onder de kop 'crash').